vrienden
Kort verhaal

Kort verhaal | Daar heb je vrienden voor

Vandaag op mijn blog het kort verhaal ‘Daar heb je vrienden voor’ dat ik schreef voor de verhalenbundel Horizon Taal, die vorig jaar februari uitgebracht werd.

De bundel was een initiatief van Alexander Roessen. Het idee ontstond tijdens de schrijfweek/retraite van Marlen Visser in Italië, september 2018. Aan de bundel deden deelnemers mee van alle schrijfweken en -weekenden van Marlen. De foto’s bij deze blog zijn dan ook foto’s van tijdens de schrijfweek op het prachtige countryhouse Montesoffio in Barchi, Italië.

vrienden

Kort verhaal | Daar heb je vrienden voor

Ted keek geconcentreerd naar de knipperende cursor op het scherm van zijn laptop. In zijn linkermondhoek hing een brandende sigaret. Het was hem al eens gebeurd dat hij zijn lip verbrandde. Ook nu was hij de peuk vergeten. Tot plots de deur van de huiskamer openvloog. Met een ruk keek hij om en kwam daarmee met de peuk tegen zijn schouder aan.

‘Nondeju Frank! Moet je nou echt zo komen binnenvliegen?’ Beteuterd keek Frank hem aan. Ted klopte driftig de vonkjes van zijn pijnlijk verbrande schouder af. Hij sprak binnensmonds een verwensing naar Frank toen hij het gat in zijn T-shirt zag. Regelmatig wenste hij Frank iets naars toe, als deze weer eens irritatie bij hem opwekte. En dat gebeurde nogal makkelijk. Naast elkaars concurrenten waren ze ook elkaars tegenpolen. Waar Ted introvert en teruggetrokken was, en stilletjes, op het sombere af, was Frank vrolijk en lichtvoetig. Niets was hem teveel, niets was hem te gek. Vrolijk zingend ging hij door het leven. Zijn kastanjebruine haar danste op en neer op zijn vrolijke tred. Als Frank een kamer binnenkwam, lichtte de ruimte op en leek hij vergezeld te worden door ontelbare zonnestralen.

Behalve in Teds ogen. Die zag alleen maar donderwolken als hij Frank in het oog kreeg. Kan die vent nou nooit eens normaal doen, dacht hij geërgerd. Hij besloot het zonnetje in huis te negeren en weer aan het werk te gaan. Over twee dagen was de deadline en moest zijn manuscript naar de uitgever worden gestuurd.

Hij had een prachtig verhaal geschreven. Dat wil zeggen: een prachtig begin van een verhaal en een zeer sterk einde, maar in het midden bungelde nog een mager stuk. Of eigenlijk een paar magere stukken die hij vorige maand vluchtig aan elkaar had geregen met wat slappe zinnen. Dat vond hij zelf tenminste, toen de eerste versie klaar was en hij het teruglas. Ik was vast mijn verstand kwijt toen ik deze hoofdstukken aan het schrijven was, had hij verschrikt uitgeroepen. Hij had letterlijk met zijn handen in het haar gezeten. En nu weer. Hoe kon hij dit prutswerk ooit naar zijn uitgever sturen?

Zuchtend stond hij op. Een frisse duik in het zwembad zou hem goed doen en misschien ook wat inspiratie geven. Het zou bovenal zijn pijnlijk verbrande schouder verkoelen. Haastig liep hij de trap naar zijn slaapkamer op, de vrolijk fluitende en koffiezettende Frank negerend. Waarom moest hij nou uitgerekend een appartement met Frank delen? Oké, hij snapte best wel dat hij er niet eentje kon delen met een van de dames, maar met Paul of Jan had prima geweest. Maar helaas was de indeling dit jaar voor hem ongunstig geweest. De vier mannen en de drie dames, Sara, Marloes en Annelotte, waren jaren geleden op een schrijfvakantie hier op Montesoffio geweest. Sindsdien besloten ze elk jaar terug te komen. Twee weken vakantie houden, bijkletsen en schrijven. En zwemmen in het buitenbad onder de Italiaanse zon.

Bij het zwembad lagen Annelotte, Sara en Paul op de ligbedden te zonnen. Jan dobberde op een luchtbedje in het water rond.
‘Waar is Marloes?’ vroeg Ted in een poging sociaal te zijn.
‘Zonnebrand halen in Barchi. Haar fles was leeg.’
Dan kwam, zoals altijd, het ongemakkelijke moment in een gesprek: waar heb je het verder over als de vraag die je hebt gesteld beantwoord is. Als antwoord naar zichzelf dook Ted met een vaart het zwembad in. Zo, geen gesprek meer nodig. Behendig zwom hij onder Jans luchtbed door dat, door de deining die Ted met zijn duik had veroorzaakt, naar de andere kant van het zwembad dreef.
‘Mooie duik,’ lachte Jan toen Ted weer bovenkwam. Zijn blonde korte haren plakten aan zijn hoofd. Grappig, hijzelf zou boos zijn geworden wanneer iemand zo wild het water was ingedoken als hij er in had gelegen.

Hoewel Ted een einzelgänger was, vond hij het toch fijn om met andere mensen te zijn, daarom kwam hij ook elk jaar weer terug voor deze groepsvakantie in Italië. Zolang mensen maar op gepaste afstand bleven en hem met rust lieten. Dat laatste scheen niet voor iedereen even duidelijk te zijn. Je zou denken dat men toch wel uit de buurt blijft van een gesloten figuur zoals hij. Maar zoals er mensen zijn die er alles aan doen om een oester open te breken, zo had Annelotte de missie op zich genomen om tot Teds kern door te dringen. Eerder deze week had ze al geprobeerd een diepgaand gesprek met hem te voeren. Waarover was hem niet eens duidelijk geweest, maar toen hij haar iets hoorde zeggen als Wat voel jij daar dan bij? was dat voor hem het seintje geweest om weg te wezen. Met het excuus dat hij hoognodig verder moest met schrijven was hij opgestaan. Terwijl hij nog iets mompelde over een deadline, had hij zijn schrijfspullen van het tafeltje gepakt en zich ergens in een stil hoekje van de op het landgoed gelegen wijngaard verschanst. Schrijven was hem die middag niet meer gelukt. Een onbehaaglijk gevoel was sinds dat gesprek langzaam omhoog gekropen. Een gevoel waar hij geen vat op kreeg.

‘Waarom doe je nou toch zou afstandelijk Ted? We willen je alleen maar helpen.’ Deze keer was het Sara die probeerde zijn schelp te kraken. Wat is dat toch met die vrouwen? Ted keek de eetzaal rond. Zes paar ogen keken hem verwachtingsvol aan. Meer mensen wilden de parel die hij verborg blijkbaar graag zien. Hij was niet van plan geweest om ook maar iets met deze mensen te delen. Onder het voorgerecht zeggen dat hij gestrest was over de naderende deadline, die hij zeer zeker niet ging halen, was al meer dan genoeg geweest. Wat was het nut van persoonlijke dingen delen nou eigenlijk? Het kon alleen maar tegen je worden gebruikt. Of ze zouden hem een slappeling vinden. Toch kon hij de woordenstroom niet tegenhouden.

 ‘Ik was altijd al het buitenbeentje. Thuis in een gezin van zeven kinderen. Als jongste leek ik er niet toe te doen. Zonder mij was het gezin reeds groot genoeg. Bovendien had iedereen wel een broer of zus om wat mee te ondernemen, waardoor ik mij als zevende telg, het vijfde wiel aan de wagen voelde. Mij terugtrekken op zolder of in de hooischuur gewapend met een pen en schrijfschrift, was de beste oplossing. Uren kon ik daar verhalen schrijven. Kon ik de superheld zijn, kon ik massa’s vrienden hebben. Kon ik belangrijk zijn, kon ik nodig en gewenst zijn.’ Ted schrok van het feit dat iedereen hem belangstellend aankeek. Zoveel aandacht was hij niet gewend. Nerveus frommelde hij aan zijn rechterbakkebaard. Bemoedigend raakte Marloes, die links van hem zat, even zijn arm aan. Jan, die tegenover hem zat, knikte hem geruststellend toe.

Ted voelde de aanmoediging om door te gaan. ‘Maar altijd kwam ik weer met een harde klap terug in de wereld waar ik er niet toe deed. Als ik mijn moeder over mijn verhalen wilde vertellen, zei ze: Niet nu jongen, je ziet toch dat ik druk ben. Dat zag ik dan en meteen voelde ik mij schuldig dat ik iets van haar tijd had willen hebben. Met zo’n groot gezin had ze het altijd druk. Nooit deed ze niets. En dus kwam het er niet van om haar mijn verhalen voor te lezen. Mijn broers en zussen waren ook druk. Met school, met helpen in het huishouden, met huiswerk, met vrienden, met bijbaantjes, of met elkaar.

En als er al iemand mijn verhalen wilde lezen, dan werd het belachelijk gemaakt. Dus nam ik al jong het besluit om voor mijzelf te leven en te schrijven. Dat laatste veranderde onverhoopt toch toen ik in een vlaag van verstandsverbijstering meedeed aan een schrijfwedstrijd en onverhoopt won. Dus nu schrijf ik voor mijn uitgever. En dat lukt mij niet meer. Ik zit vast en schrijf prut.’ Zo dat was eruit.

Ted kreeg bemoedigende dingen te horen als: dat valt vast wel mee, je bent een goede schrijver en het komt echt wel goed. Hij was blij dat hij de aandacht even van zichzelf af kon brengen toen het hoofgerecht op tafel werd gezet. Een heerlijke Vincigrassi. Een streekgerecht bestaande uit laagjes lasagne met daartussen bechamelsaus, kruidige vleesvulling en geschaafde truffels. Het was zo tongstrelend lekker dat het gesprek alleen nog maar daarover kon gaan. Toch was er voor Ted iets veranderd. Hij keek de tafel weer rond en de mensen zagen er anders uit in zijn ogen.

Vriendelijker, zachter, leuker. Ze hadden naar hem geluisterd, ze hadden begrip getoond en niemand had hem belachelijk gemaakt. Zelfs Frank leek oké in zijn ogen vanavond. Ted verwonderde zich over het feit dat hij al jaren elk jaar met deze mensen twee weken in Italië doorbracht en altijd content had geleken met de gepaste afstand die er was tussen hem en de anderen. Hij verwonderde zich erover dat het dit jaar anders was. Maar hij moest bekennen, en dit verwonderde hem nog het meest, dat hij dit eigenlijk heel fijn vond. Hij ging één voor één de gezichten langs en een gevoel van vriendschap vervulde hem. Het voelde als een warm bolletje binnen in zijn borstkas. Waarom zag ik deze mensen ooit als concurrenten, vroeg hij zich plots af. Ja, we doen hetzelfde werk als schrijver, maar zijn we dan niet meer kameraden en gelijkgestemden?

Ted werd uit zijn gemijmer gehaald door Paul die hem aantikte en zei: ‘Ja Ted, waarom laat je ons je niet helpen?’
‘Helpen?’
De groep knikte instemmend.
‘Waarom laat je ons je verhaal niet proeflezen, of in ieder geval daar waar je vastzit? Wij hebben misschien tips of ideeën die je verder kunnen helpen.’ Wat Marloes zei klonk zo gek nog niet, bedacht Ted zich. Maar toch sloeg de twijfel weer toe.
‘Dat kan ik niet van jullie vragen. Dat is heel veel leeswerk.’
‘Je vraagt het ook niet, wij bieden het aan.’ Frank gaf Ted zijn meest oprechte glimlach en Ted kon zich niet herinneren wat hij ooit tegen Frank had gehad. Ted sputterde nogmaals tegen dat hij niet van ze kon verwachten dat ze zoveel tekst zouden gaan lezen.
‘We hebben morgen toch geen plannen, dus een volle dag de tijd om te lezen. Dan heb jij nog een dag om alles te verwerken en aan te passen. En ga je de deadline dus gewoon halen.’ Tegen deze argumenten van Jan kon hij niet op. Alleen vroeg hij zich één ding af.
‘Maar waarom zouden jullie dat doen? Ik ben nou niet bepaald vrolijk en gezellig geweest.’
‘Daar heb je vrienden voor,’ riep het zestal in koor.
Ted kon daar niets tegenin brengen. Vrienden had hij altijd al willen hebben, alleen had hij nooit geweten hoe hij een vriendschap moest beginnen. Maar deze mensen waren er al die jaren gewoon al voor hem geweest. Wachtende tot het tijd was zijn harde kern te kraken.


vrienden

Ik hoop dat je ‘Daar heb je vrienden voor’ een leuk verhaal vond. De andere verhalen (ook John’s verhaal!) lees je in de bundel die te koop is bij Bol.com en bij Mijnbestseller.nl.

Ben je benieuwd welke auteurs er verder allemaal meegewerkt hebben aan Horizon Taal? Je leest het hier!

Groetjes, Giovanna

2 reacties

  1. zegt:

    Heel mooi verhaal. Ik proef de sfeer en op de één of andere manier moest ik even een brok wegslikken bij ’t slot.

    1. Dankjewel, wat gaaf om te horen!

Reacties zijn gesloten.