De droge bladeren knisperen onder mijn voeten terwijl ik met snelle pas door het park loop. Op weg naar dat wat ik moet doen. Hoe sneller hoe beter. Ik begin wat langzamer te lopen. Zo snel hoeft toch ook niet? Ik kijk om mij heen. Dit grote park, waar ik zowat ben opgegroeid, dit is altijd al mijn favoriete plek geweest. Al die geuren, de geluiden, die prachtige kleuren. Al die verschillende bomen; kastanjes, platanen, beuken, sparren, populieren, eiken en natuurlijk ook berken. Ja berken! Geen idee waarom, maar dat zijn altijd al mijn lievelingsbomen geweest. Met hun ranke stammen en hun tere witte bast, die altijd lijkt te vervellen. Ik moet ze even aanraken als ik ze zie. Gek hoor, bij geen enkele andere boom heb ik dat.
Ik ril en trek de rits van mijn jas hoger en doe mijn sjaal wat verder om mijn nek. Tussen de bomen stilstaan, daar waar de zon niet door de nog steeds bebladerde boomkruinen heen kan schijnen, is een best koele plek in deze tijd van het jaar, besef ik. Gauw loop ik door. Waar ik ook heen moet, ik loop of fiets altijd via het park naar mijn bestemming. Ook nu, van mijn afspraak in het ziekenhuis vandaan, op weg naar mijn werk. Gelukkig is het allemaal op redelijk loopafstand, met het park als middelpunt.
Als ik langs de grote vijver kom stop ik even. Mijn blik wordt getrokken door de groep eenden die langs zwemmen. Een halfjaar geleden waren dit nog een vader en een moeder eend met hun kleine piepende kuikentjes. Van de lente naar de herfst is er veel veranderd. Hun kroost is volwassen geworden en zullen over een halfjaar zelf ouders zijn. De in de lente zo ontluikende frisgroene bomen zijn onherkenbaar veranderd in een zee van gele, rode en bruine bomen. De meeste bomen beginnen zelfs al een beetje kaal te worden. Het bewijs daarvan ligt aan hun voeten op de grond. Nog even en ze zullen helemaal geen blad meer hebben.
Ik schrik op uit mijn mijmeringen als de eenden hard kwakend naar de oever een eindje bij mij vandaan zwemmen. Een oud dametje heeft uit het mandje van haar rollator een zak met oud brood gepakt. Terwijl zij op haar rollator is gaan zitten, scheurt ze stukjes van de witte boterham en gooit die voor zich uit in het water. Dankbaar slobberen de eenden het nat geworden brood naar binnen. Ik kijk eens goed naar haar. Haren netjes gekapt met een watergolfje en een kleurspoeling. Een lange bruine wollen jas. Met daaronderuit piepend een bruine bloemetjesjurk. Goed passend bij de donker bruine, degelijke schoenen. Eind zeventig schat ik haar. Ik denk aan mijn moeder, zo ver is zij nooit gekomen. Tweeënvijftig was ze toen die ellendige kanker bezit van haar nam en haar vervolgens verzwolg tot er niets meer van haar overbleef dan een leeg omhulsel. En zelfs dat verging, een half jaar na de eerste diagnose. Borstkanker. In het proces van behandelen met chemo kwam de volgende diagnose. Uitzaaiingen. Hersentumor. Het starten van de behandeling daar tegen heeft ze niet eens gehaald.
Ik weet niet of ik nou melancholisch wordt door de herfst met de vallende blaadjes, de oudere vrouw of het nieuws dat ik net te horen heb gekregen, maar de tranen zijn niet tegen te houden. Ik zoek in mijn tas naar een pak zakdoekjes. Sleutels (nooit vind ik die als ik ze nodig heb!), mijn portemonnee, meerdere pennen, een notitieblok en een lippenbalsem. Tastend langs alle dingen vind ik uiteindelijk een halfvol pakje zakdoekjes. Ik veeg mijn tranen weg en snuit zachtjes mijn neus. Ik wil niet de aandacht van de voerende dame trekken. Ze lijkt zo tevreden en gelukkig met dit ritueel, dat zich vast dagelijks herhaalt. Ik voel de heerlijke najaarszon op mijn gezicht schijnen. Hier bij de vijver heeft die vrij spel. De bomen staan er ver vandaan.
Ik denk aan de berk die ik eerder aanraakte en die zo teer en kwetsbaar lijkt, zijn bast verliest, maar niet zijn kracht. Ik denk aan mijn moeder en de kracht die zij verloren had. Aan dat ze altijd voor anderen geleefd heeft en toen haar tijd kwam ze geen kracht meer had. Ik voel mij gesterkt in mijn voornemen. Ik weet: ik moet dit doen. Ik besluit mijn weg te vervolgen, hoewel ik eigenlijk liever hier blijf. De herfst in mij opsnuiven. Dat het een wandeling is van 20 minuten komt eigenlijk wel goed uit. Ik heb geen tijd afgesproken, alleen gezegd dat ik halverwege de ochtend langs zou komen. En dat ik iets moet vertellen. De wandeltijd geeft mij tijd om op een rijtje te zetten wat ik wil zeggen; hoe ik het wil zeggen. En het geeft mij de tijd om te genieten, het leven in te ademen.
Ik kom bij het einde van het park en loop naar de uitgang. Onder de oude poort door die ooit een statige entree was. Nu ziet het er vervallen uit. Van de prachtige stenen hertenkoppen op de voorkant van de poort, is er nog meer één over. De andere twee zijn door de tand des tijd aangetast en langzaamaan steeds verder afgebrokkeld. Ook het hek heeft, letterlijk, zijn glans verloren. De verf is dof geworden en afgebladderd. En hier en daar ontbreekt een spijl. Ik steek de weg over en ga schuin rechtsaf het smalle straatje in dat, ironisch genoeg, de Brede Steeg heet. Aan het einde steek ik de Kiezelsweg, die in tegenstelling tot de Brede Steeg wel zijn naam eer aan doet, over en ga de Pietersteeg in. Een vrij donkere, sombere steeg. Wat een enorm contrast is met de ruime, en lichte gracht aan het einde van de steeg. Die heerlijke gracht met zijn talloze mooie bruggetjes. En met talloze kanten om op te gaan.
Ik ben weer terug met mijn gedachten in de Pietersteeg, bij de deur van kantoor. Ik haal diep adem en stap naar binnen.
‘Hoi Julie,’ begroet Martha, die achter de receptie zit, mij enthousiast.
‘Dag lieve Martha,’ zeg ik en ze kijkt mij verbaasd aan. Ik loop door en mompel ‘Ik ga je missen’ in het voorbij gaan. Ik loop de gang met de deprimerende portretten van statige figuren door, zoals ik de afgelopen 18 jaar heb gedaan. ‘Jullie ga ik dus niet missen!’
Ik klop op de deur van het kantoor van mijn baas en ze roept dat ik binnen mag komen. Marleen zit zoals altijd ernstig kijkend achter haar bureau te werken.
‘Ik zal maar meteen met de deur in huis vallen,’ zeg ik en overhandig haar een envelop. ‘Mijn ontslagbrief. Ik snap dat het onverwachts komt.’ Ik zoek naar de juiste woorden als ik haar ontstelde gezicht zie. ‘Ik heb te lang stil gestaan. Ik ben je heel dankbaar voor de baan die ik hier al die jaren heb gehad, maar werken in de advocatuur is niet mijn plek. Ik heb het gevoel dat ik hier geen lucht krijg, dat ik verdroog en langzaam verdwijn. Jaren heb ik, net als mijn moeder, voor anderen geleefd. Mijn best gedaan, gediend, geholpen. Onbewust bang zijnde dat ik dezelfde kant op zou gaan als mijn moeder. Het knobbeltje in mijn borst dat vorige maand in het ziekenhuis ontdekt werd zette mijn wereld op zijn kop. Het schudde mij wakker. Toen ik vandaag te horen kreeg dat ik geluk heb dat het niets ergs is, dat het slechts een verstopt kliertje is geweest dat nu weer goed is, weet ik dat ik het geluk moet pakken. Voor het te laat is. Ik heb jaren gespaard zonder te weten waarvoor. Nou ja, voor later. Maar later is nu. Je weet niet welk “later” je nog meer hebt. Ik wil gaan reizen. Dat heb ik altijd gewild. En daar verhalen over schrijven. Maar altijd dacht ik “later”. Maar later is nu!’ herhaal ik. ‘Ik wil het winter zien worden in Amerika, lente in Japan, zomer in Zwitserland.’
Tijdens mijn betoog had ik naar een foto aan de muur achter Marleen gekeken, een foto van jaren geleden in Parijs. Nu ik haar weer aankijk zie ik dat mijn anders zo roerloze baas een traan wegveegt.
‘Ga,’ zegt ze hard en even twijfel ik hoe ze het bedoelt. ‘Ga Julie. Ga en leef. Geniet en ontdek. Ik ben daar de afgelopen 25 jaar met het opbouwen van deze firma niet aan toegekomen. De foto achter mij is uit lang vervlogen tijd. Ik dacht ook altijd dat ik “later” wel zou gaan. En nu kan het niet meer omdat ik de zaak niet aan zijn lot over kan laten. Ga en geniet. Doe het ook voor mij.’ Ze staat op en geeft mij een knuffel, dat is meer genegenheid dan ze in de 18 jaar die ik voor haar gewerkt heb heeft getoond.
Opgelucht loop ik naar buiten. De steeg uit naar rechts. De gracht op, een andere brug over dan anders. Aan de overkant kijk ik nog even naar de bladverliezende herfstbomen die langs het water staan en besef dat ook ik het oude heb afgegooid om mij klaar te maken voor het nieuwe.
Giovanna Jansen
Meer van mijn korte verhalen vind je hier.
Prachtig geschreven….mooi en heftig en een boodschap..
Dankjewel! Mooi om te lezen dat het verhaal je raakte. Dat is toch wel het ultieme doel van elke schrijver.
Wauw zo mooi geschreven, kreeg er even kippenvel van!
Wat lief. Dankjewel!