herschrijven
Schrijven

Herschrijven | stel jezelf deze vragen

De ene schrijver kijkt ernaar uit, de ander gruwelt ervan: herschrijven. Maar herschrijven is niet alleen nodig om van de eerste versie van je verhaal een goed boek te kunnen maken, het is ook een mooie tool om je verhaal nog mooier, sterker en dieper gelaagd te maken.


Zie je manuscript niet als ‘slecht’ of ‘waardeloos’ als je moet gaan herschrijven, maar kijk ernaar als hoe een beeldhouwer naar zijn beeld kijkt. De beeldhouwer hakt eerst met een grove beitel de grote stukken uit het blok weg, zoals jij de eerst versie van je verhaal opgeschreven hebt. Dan pakt hij een kleinere beitel om meer details aan te brengen en het beeld meer reliëf en diepte te geven en foutjes weg te werken. Dat is precies wat jij ook gaat doen met herschrijven: meer diepte en reliëf aanbrengen en fouten eruit halen.

Om je goed op weg te helpen, volgt hier een rijtje met dingen die je helpen tijdens het herschrijven.

15 vragen die je jezelf kunt stellen tijdens het herschrijven

1. Is alles correct gespeld?

Natuurlijk heb je spellingscontrole gebruikt, als je in Word schrijft, maar die haalt niet alle foutjes eruit. Bovendien zal hij woorden die mis getypt zijn, maar wel een andere betekenis hebben, niet als fout markeren. Als je bijvoorbeeld wilde schrijven dat ‘ze naar huis gingen’, maar je typt dat ‘ze nar huis gingen’, zal Word dat niet als fout zien, nar is tenslotte een bestaand woord. Lees je tekst dus ook zelf nog na op correcte spelwijze en gebruik woordenboeken, taalsites en de herschrijf cheatsheet om spelling te checken en niets te vergeten.

2. Beginnen alinea’s op de juiste plekken?

Spring je in bij een dialoog, maar niet bij een nieuwe alinea (na een witregel hoort nooit een inspring)? Beginnen hoofdstukken op dezelfde wijze? Dus als je wilt dat een nieuw hoofdstuk op een nieuwe bladzijde begint, is dat dan ook altijd zo?

3. Klopt de interpunctie?

Staan aanhalingstekens, vraagtekens, komma’s en punten op de juiste plek? Eén komma op een verkeerde plek kan je zin totaal veranderen. Kijk maar naar dit voorbeeld.

Oma is dol op haar kleinkinderen koken en breien.

Of:

Oma is dol op haar kleinkinderen, koken en breien.

Best een verschil hè? 😉

4. Is er voldoende variatie in de personages?

Zijn ze goed uit elkaar te houden? Zijn ze niet te plat? Kloppen de dialogen? Is het duidelijk wie wat zegt? Is er niet te veel spreektaal? Zitten er geen hinderlijke stopwoordjes in?

5. Kloppen je verwijswoorden?

Denk aan het juiste gebruik van die, dit, dat, deze. Let er ook op dat het duidelijk is waar iets naar verwijst. Een verwijswoord is altijd van toepassing op de zin ervoor. Pas dus op als je ineens een zin tussen die twee zinnen voegt, je verwijswoord kan dan naar iets heel anders gaan verwijzen. Dat kan ook gebeuren wanneer je ergens naar refereert met ‘het’ of ‘hij’ etc. en er staat een zin tussen waar die ‘het’ of ‘hij’ ook op zou kunnen slaan. Let er ook op als je ‘ten eerste’ zegt, dat er dan minstens een ‘ten tweede’ op moet volgen. ‘Ten eerste’ is het signaal dat er meer komt. Of als je zegt ‘Niet alleen…’ dan moet daar altijd een ‘… maar ook…’ opvolgen. ‘Niet alleen’ geeft het signaal af dat er meer gaat volgen.

6. Zit er variatie in de zinslengte?

Wisselen korte en lange zinnen elkaar goed af? Zit er variatie in het begin van de zinnen?

7. Staan er niet te veel van jouw eigen stopwoorden in?

Zelf ben je je hier meestal niet bewust van, maar proeflezers valt het op als je vaak ‘ook’ schrijft, of ‘dus’ of ‘wel’, of wat jouw stopwoorden ook zijn. Vraag proeflezers hier voor je op te letten. Maar vaak zal een goede proeflezer dit zelf al opvallen.

herschrijven

8. Kill your darlings

Vraag je bij zinnen die minder lijken toe te voegen, te lang zijn of die jij zelfs drie keer moet lezen om te weten wat er staat af of je ze niet beter kan schrappen.

9. Wordt de lezer meteen het verhaal ingetrokken?

Is het pakkend, maar geef je niet al te veel informatie in het begin weg?

10. Spanningsbogen

Is er een korte en een lange spanningsboog, zodat je lezer door wil blijven lezen?

11. Is het vertelperspectief duidelijk?

En is je verhaal consequent in de tegenwoordige of in de verleden tijd?

12. Verhaallijn

Is er een duidelijke verhaallijn? Loopt die ook goed door? Zijn er geen plotfouten of -gaten?

13. Heeft alles en iedereen een doel in het verhaal?

Alles moet een reden hebben. Je lezer blijft anders het hele verhaal denken: waarom lag die wollen want daar nou op de grond, dat moet iets betekenen. Zorg dus dat die ook iets betekent! Als iets geen reden heeft laat het dan weg.

14. Zijn er geen losse eindjes meer in het verhaal?

Geen dode sporen? Zijn alle vragen die bij de lezer opgeroepen zijn beantwoord?

15. Heeft het verhaal een duidelijke, logische en realistische ontknoping?

Laat het de lezer met een bevredigd gevoel achter?

Waar let jij op bij het herschrijven van je tekst of verhaal?

Groetjes, Giovanna

4 reacties

  1. Rachel zegt:

    Wat een duidelijk en goed geschreven artikel! Thanks voor de tips en het delen.

    1. Dankjewel! En graag gedaan! 🙂

  2. zegt:

    Fijne tips. Maar nu wil ik oma die kleinkinderen zien koken en breien:).

    1. Haha, jij houdt wel van gruwelijke verhalen begrijp ik. :p Het zou er eentje kunnen zijn voor in Roald Dahls Gruwelijke Rijmen. 😉

Reacties zijn gesloten.